Mark Coenen

Spreker
Moderator
Nederlands
Engels
Mark Coenen

Een prachtig voorbeeld van hoe je, protesterend tegen je eigen gevoeligheid al schertsend en de tong uitstekend je hart blootlegt.

Benno Barnard

Schrijver, over Alle mannen zijn onnozelaars

Zelden meer een boek gelezen waarvan ik dacht: dat had ik nu zelf ook kunnen bedenken zie.

Mark Coenen

Auteur dezes, over Italië voor idioten

foto van micro

Dat zijn voornaam in de streek zit, is toeval. Mark Coenen passeerde ook maar toevallig in Le Marche na - o Belgisch cliché - een vakantie in Toscane. Zoals bij veel dromers aan het zwembad met een pintje erbij, kwamen de woorden er zuchtend uit: ‘Zouden we hier geen huisje kopen?’ Ooit, voor een interview, zaten we zelf aan dat zwembad in het dorpje San Venanzo. We begrepen die woorden, maar een huis hebben we daar nog altijd niet. In ‘Italië voor idioten’, een boek van Mark Coenen (onder meer ex-Studio Brussel en nu naast columnist ook opleidingshoofd journalistiek aan de PXL Hogeschool), lees je waarom hij er wel een kocht. ‘Je kunt beter spijt hebben van iets wat je gedaan hebt dan van iets wat je niet gedaan hebt’, schrijft hij. ‘Mijn andere motto is: ik moet just niks. Daar moest ik dan wel eerst 55 voor worden.’ Er zijn al veel boeken van mensen die het paradijs ontdekten. ‘A Year in Provence’ van Peter Mayle was een van de eerste in modernere tijden. Eerder schreef Karen Blixen ‘Out of Africa’. Dat ging over koloniaal Kenia. Mayles meewarige verhaal veroorzaakte zo’n toeloop dat hij uit zijn dorpje Ménerbes wegliep. Nostalgie is een van de stuwende krachten van dit fijne boek. Niet de nostalgie van het wentelende zelfbeklag, wel dat gevoel waar je van leert. ‘Italië voor idioten’ is anders. Natuurlijk schrijft Coenen met humor, zelfrelativering en liefde over zijn dorp, de brokkelige weg, de buren die Beppe en Cecilia heten, over de nonno die ‘Non mi piace!’ riep en de gazpacho uitspuwde die Coenens vrouw serveerde. Hij schrijft over de administratie, over de heerlijkheden van ‘la cucina povera’ en de gemotoriseerde mier die de Fiat Panda is. Maar, anders dan vaak, worden de observaties geen clichés. Dat kan alleen door verwondering komen. Maar toch vooral door liefde. ‘Amore’, zoals in ‘That’s Amore’ dat het kwintet van Riccardo Foresi op een avond op de markt van zijn dorp speelt. Maar ook ‘amore’ uit een spreuk op het kerkhof van Penna San Giovanni: ‘La nostalgia è l’amore che rimane.’ Nostalgie is de liefde die blijft. Nostalgie is een van de stuwende krachten van dit fijne boek. Niet de nostalgie van het wentelende zelfbeklag, wel dat gevoel waar je van leert. In Le Marche vindt de schrijver Jesseren, het Limburgse dorpje van zijn moeder, terug. ‘Die is al twintig jaar dood, tien jaar na de dood van haar enige dochter. Mijn zus ging 31 jaar geleden fietsen en ze is nog steeds niet terug. Ze was de weg kwijt. En zichzelf. En wij haar en zij ons.’ Hij neemt afscheid van zijn vader en leest de mail van een dokter die prostaatkanker vaststelt. Wie blijft dan vrolijk? De twijfel wordt geblust met Italiaanse wijn en de woorden van Beppe: ‘Due amici, zero prostate.’ Daar stopt het niet. Niet bij de nostalgie, maar ook het leven niet. Coenen schrijft over Jeffrey, een jongen uit Nigeria die met een bootje naar Italië kwam, in Macerata woont en elke dag 50 kilometer met de bus rijdt om bij de supermarkt in Sarnano karretjes op hun plaats te zetten. Wifi en de sociale media zijn dan dankbaar. ‘Misschien is verontwaardiging dan wel het recept van de eeuwige jeugd.’ De Italiaanse geschiedenis passeert en terloops lepelt Coenen onder meer inzichten over het verlaten van het geijkte pad in (‘Maar wie ongelukkig is in Vlaanderen, zal dat ook in Le Marche zijn’, waarschuwt hij), 50-plussers in de vip-tenten van festivals en het belang van seks als je 61 bent. Bij goed lezen en nader inzien: zo idioot is het leven niet.

Rik Van Puymbroeck

De Tijd, 01/10/2019, over Italië voor idioten